1.   flirten ww. 'het hof maken'
categorie:
leenwoord
Nnl. flirten 'op niet serieuze wijze het hof maken' in Pauls geflirt met al die meisjes [1889; WNT], ook overdrachtelijk in de betekenis 'toenadering zoeken', in Zuid-Afrika flirt met Euromarkt [1972; Telegraaf], en 'een spelletje spelen met', in sadistische en met den dood flirtende ... elementen [1925; Telegraaf], flirten met de dood (bungyjumpen etc.) [1975; Volkskrant].
Ontleend aan Engels flirt 'het hof maken' [1777; OED]. Deze specifieke (maar nu de voornaamste) betekenis is ontwikkeld, wrsch. onder invloed van het zn. flirt (zie hierna), uit 'plotselinge en snelle bewegingen maken, of doen maken' [1583; OED]. De oorspr. betekenis van het woord is niet helemaal duidelijk; de oudste attestaties 'spotten, grijnzen' [1553; OED] en 'kloppen, tikken' [1563-87; OED] en van het zn. flirt 'spotternij' [1549; OED] kunnen ook overdrachtelijk zijn.
De formele herkomst van dit woord is onbekend. Meestal wordt verondersteld dat flirt een contaminatie is van woorden binnen hetzelfde semantische veld, zoals flip, flick, flit en spurt, squirt. Verwantschap met andere woorden is onzeker. BDE oppert verband met oe. fleardian 'zich zinloos bezighouden', fleard (zn.) 'zinloos gedrag, misleiding', on. flearþ 'misleiding, bedrog'.
Als voorganger van flirten werd in het Nederlands wel het werkwoord hoven gebruikt.
flirt zn. 'hofmakerij'. Nnl. flirt 'niet-serieuze hofmakerij, geflirt' [1901; WNT], en ook 'iemand die flirt' [1909; WNT], Jonger is de betekenis 'persoon waarmee geflirt wordt'. De 'hofmakerij' is ook wel overdrachtelijk, bijv. in Aantjes ... in zijn flirt met Den Uyl [1972; Telegraaf]. In de betekenis 'niet-serieuze hofmakerij' een afleiding van flirten, maar in de overige een ontlening aan het Engelse zn. flirt, dat alleen een persoon kan aanduiden: in de moderne taal 'iemand die veel flirt', eerst gezegd van vrouwen [1748; OED], uit eerder 'frivole, lichtzinnige vrouw' [1562; OED], later ook gezegd van mannen [1732; OED], en ten slotte ook 'persoon waarmee men flirt' [1779; OED]. Voor de abstracte betekenis 'geflirt' heeft het Engels de afleiding flirtation, een woord dat ook in het Nederlands is ontleend [1885; WNT Aanv.] en aan het eind van de 20e eeuw nog wel gebruikt wordt, bijv. in zijn flirtations met Sophia Loren [1972; Telegraaf], ... is er bij het CDA sprake van een verontrustende flirtation met de kleine Christelijke partijen [1984; Volkskrant]. Naast flirt en flirtation komt in de overdrachtelijk betekenis ook flirtage voor, bijv. in flirtage tussen PvdA en CDA [1986; Volkskrant]; dit is mogelijk ontleend aan Frans flirtage 'hofmakerij' [1855; Rey], afgeleid van het ww. flirter, dat ontleend is aan Engels flirt, een andere mogelijkheid is vorming naar analogie van vrijage.
Fries: flirte ◆ flirt


  naar boven