|
1. |
flippen ww. 'vreemd reageren na drugsgebruik; afknappen; mislukken' categorie: leenwoord, etymologie in brontaal onbekend Nnl. 'geestelijk doordraaien na het gebruik van drugs' in voordat ik volledig flip [1967; WNT Aanv.], 'afknappen' in was ... geflipt op [1970; Reinsma 1975], 'mislukken' meestal alleen als verl.deelw., zoals in geflipte vertegenwoordigers [1971; Reinsma 1975]. Ontleend aan Amerikaans-Engels flip 'wild worden, doordraaien' [1950; OED], een overdrachtelijke betekenis die zich heeft ontwikkeld uit 'tikken; knippen' [1543; OED], iets eerder in flip-flap 'wapperend kleed' [1529; OED]. Wrsch. een samentrekking van fillip '(met de vingers) knippen' [ca. 1450; OED], maar de verdere herkomst is onbekend. Fries: -
|
naar boven
|