1.   flinter zn. 'heel dun plakje of sneetje'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord, intensiefvorming of frequentatief
Vnnl. cooperen vlinters 'dunne koperen schijfjes' [1607; WNT]; nnl. onder de gedaante van vlintertjes 'in de vorm van dunne plakjes' [1768; WNT vlinter], flinter 'afgerukte lap of flard' [1883; WNT], 'dun plakje of sneetje' [1919; WNT]; hetzelfde woord als flenter 'klein afgescheurd of afgeslagen stuk', meestal in het meervoud flenters [1635; WNT flenter] of flenteren. Tegenwoordig met name nog in de samenstelling flinterdun.
Wrsch. is dit een onder invloed van splinter ontstane variant van vlint 'keisteen' < pgm. *flint- 'vuursteen'.
Het woord komt alleen in Noordzee-Germaanse dialecten voor: Engels flinders (mv.) 'stukjes, splinters' [flendris ca. 1450; OED]; en bovendien in Noors flindra 'splinter'. Hetzelfde geldt voor de verwanten van vlint. Maar daarnaast toch ook: ohd. flins (mhd. vlins) 'kiezel-/vuursteen, rots', mnd. vlins 'vuursteen, rots', Nedersaksisch Flinse 'heel klein stukje brood, appel', Flinsen 'plat stuk (brood, spek)' en Nederlands flens 1 'dunne pannenkoek'.
Voor pgm. *flin-t/s- reconstrueert men pie. *plen-d/s-. Hierbij is splinter een variant met s-. Er zijn geen zekere verwanten buiten het Germaans en de verdere etymologie is dan ook geheel onduidelijk. De combinate *plen- is in het pie. niet mogelijk.
flinterdun bn. 'heel dun'. Nnl. flinterdun 'id.' [1957; WNT Aanv.]. Gevormd uit flinter en dun.
Fries: flinter


  naar boven