1.   interpelleren ww. 'om inlichtingen vragen'
categorie:
leenwoord
Vnnl. interpelleren 'iemand in de rede vallen' [1553; van den Werve], 'verzoeken, sommeren' [1592; WNT vermaning]; nnl. interpelleren 'om inlichtingen vragen' in den Minister interpelleren [1864; WNT].
In alle betekenissen ontleend aan Frans interpeller '(in de politiek) verzoeken om inlichtingen, sommeren' [1790; Rey] en 'een vraag stellen' [1780; Rey], eerder al 'verzoeken' [1599; Rey] en 'in de rede vallen, tussenbeide komen' [1534; Rey], ontleend aan Latijn interpellāre 'onderbreken, verstoren, in de rede vallen', later ook 'met vragen bestoken'. Het Latijnse woord is gevormd uit inter- 'tussen' en -pellāre 'zich richten tot', dat alleen in afleidingen voorkomt en bij dezelfde stam hoort als pellere 'verdrijven, stoten, doen klinken', zie puls en bijv. ook appèl en propeller.
De verouderde betekenis van interpelleren 'verzoeken, sommeren (bijv. om te antwoorden)' bestond evenals bij Frans interpeller vooral in juridische context. De huidige betekenis 'vragen om inlichtingen' ontstond tijdens de Franse Revolutie en wordt sindsdien gebruikt in de politiek: het recht van interpellatie, door de wetgevende macht, het parlement, aan de uitvoerende macht, de regering, is in Nederland in 1848 bij wet ingevoerd. Bij uitbreiding, maar in het Nederlands zelden, wordt het woord ook wel in algemenere context gebruikt.


  naar boven