1.   interpreteren ww. 'duiden, uitleggen; vertolken'
categorie:
leenwoord
Mnl. interpretieren, interpreteren 'duiden, uitleggen' in dese eerweerdige leerre ... interpretierden ende ouersatte in leken talen ... sunte Johannis ewangelium al wt 'deze eerwaardige leraar verklaarde en vertaalde in lekentaal het hele evangelie van de Heilige Johannes' [1400-50; MNW-P]; vnnl. interpreteren 'uitleggen, vertalen' [1553; van den Werve]; nnl. interpreteren 'uitleggen, verklaren, ophelderen, etc.' [1847; Kramers].
Via Frans interpréter 'uitleggen, verklaren' [1155; Rey] ontleend aan Latijn interpretārī 'uitleggen, verklaren, vertalen', afleiding van interpres (genitief -pretis) 'bemiddelaar, uitlegger, tolk, vertaler'. Wrsch. is dit een oude juridische term, gevormd uit inter- 'tussen' en een element waarvan de herkomst niet zeker is en dat wellicht samenhangt met pretium 'prijs, waarde', zie prijs.
interpretatie zn. 'duiding, lezing, uitlegging'. Mnl. interpretatie vanden visione .iii. 'de uitlegging van de 3 visioenen' [1315-35; MNW-R]; nnl. interpretatie ook 'vertolking (van muziek, poëzie etc.)' en in de afleiding interpretatief 'wat de vertolking (door musici) betreft' [1963; WNT Aanv. interpretatief]. Ontleend, al dan niet via Frans interprétation 'id.' [12e eeuw; Rey], aan Latijn interpretātiō 'id.', afleiding van het werkwoord.


  naar boven