1.   belazerd bn. 'gek, bedonderd'
categorie:
geleed woord, eponiem
Mnl. belasert 'melaats' [ca. 1374; MNW]; vnnl. den belazerden menschen 'aan de melaatse mensen' [1544; WNT], voor de belaserde (zn.) 'voor de melaatse' [1562; WNT]; nnl. belazerd 'gek' [1874; WNT], 'akelig, ellendig' [1952; WNT Aanv. jazzband].
Gevormd uit het voorvoegsel be- en de naam van de bijbelse figuur Lazarus (Lucas 16:19-31). Letterlijk betekent belazerd 'de Lazarus-ziekte hebbend', d.w.z. lepra, mnl. laserie [1374; MNW]. De betekenis heeft zich ontwikkeld naar 'akelig, ellendig'. In uitdrukkingen als ik voel me belazerd is dan de betekenis 'ellendig door toedoen van anderen' ontstaan, en die heeft geleid tot 'dwaas, gek'.
Naast mnl. belasert 'melaats' bestond ook lasers(ch) 'melaats' [1460; MNW]). Zie ook lazer, lazeren, lazarus.
belazeren ww. 'voor de gek houden'. Nnl. belazeren 'id.' [1899; WNT Aanv. gemier]. Terugvorming uit het bn. belazerd.
Literatuur: Endt 1972, 12; Philippa 1992b
Fries: belazere


  naar boven