1.   kapot bn. 'stuk, gebroken'
categorie:
leenwoord
Vnnl. capot (van personen) 'vernietigd, afgemaakt, niets meer waard, verslagen', in ... sijn de Sweeden capot [1659; WNT], hoe veel zijn hier en daer in 't heymelijck capot gemaeckt? '... omgebracht' [1660; WNT]; nnl. 'ontzet, gebroken', in dat hij ... seer capot was geweest op 't horen lesen van ... [1781; WNT], van zaken 'gebroken, aan stukken', in het glas is kapot en kapot maaken [beide 1752; Marin], een grijze kapotte jas [1805; WNT].
Ontleend aan Frans capot 'verslagen, kapotgespeeld', een term uit het kaartspel [1619; Rey] die hoogstwaarschijnlijk teruggaat op de in diezelfde eeuw geattesteerde zeemansuitdrukking faire capot 'kapseizen, kopje ondergaan' [1689; Rey]. Buiten het kaartspel en de scheepvaart was deze uitdrukking ongebruikelijk. De betekenisuitbreiding naar algemener 'vernietigd' heeft zich pas voorgedaan in de ontlenende Germaanse talen. Het vroegst geattesteerd is Duits capot machen 'verslaan' [1643; Kluge21], caput 'aan stukken, stuk' [1666; Kluge21] (nu kaputt); verder o.a. ook Zweeds caput [1700; Hellquist] (nu kaputt). De Duitse betekenis zou zich verspreid hebben ten tijde van de Dertigjarige Oorlog (1618-48) (Pfeifer).
Over de verdere herkomst van dit Franse woord capot bestaan verschillend theorieën. Als faire capot in de betekenis 'kapseizen' inderdaad is voorafgegaan aan 'kapotgespeeld worden', dan is het wel gesuggereerde verband met capot 'kledingstuk', zie kapotjas, als zou een kapotgespeelde speler uit schaamte een kap over het hoofd willen trekken (FEW), zeer onwaarschijnlijk. Er bestaat voorts een zn. Frans capot 'luikdeksel' [1819; Rey], eerder al chappot [1541; Rey], dat een afgeleide betekenis is van capot als bedekkend kledingstuk, maar of dit hetzelfde woord is als in faire capot is onduidelijk. Die uitdrukking wordt door Hellquist, met het bijbehorende werkwoord capoter, verklaard als 'omverwerpen', letterlijk 'op zijn kop zetten', waarin capot een afleiding is van cap 'hoofd', uit Latijn caput 'hoofd', zie kaap. Misschien bestaat er ook verband met de Provençaalse uitdrukking faire cabot 'groeten, een buiging maken', waarin cabot eveneens is afgeleid van cap 'hoofd'.
Fries: kapot


  naar boven