1.   vlot 2 bn. 'drijvend; beweeglijk, snel'
Mnl. int vlot, ant vlot 'drijvende, zich op het water bevindende' in (Zij) die scepen int vlot leggen 'die schepen voor de vaart gereed maken' [1436-43; MNW], Ghelyken dattet meerblat Altoes boven is an tvlot 'zoals de waterlelie altijd op het wateroppervlak drijft' [1470-90; MNW-R]; vnnl. vlot (bn.) 'drijvend (van schepen)', overdrachtelijk in met zynder gracien vlot 'met Zijn overvloedige gratie' [1511; iWNT], in wanneer eeneghe ballasters vlot ligghen 'als (daar) enige ballastschepen liggen te drijven' [1555; iWNT], 't schip in 't vlot te brengen [1569; iWNT], 'beweeglijk, wankelend, zonder haperen e.d.' in Zoo werdt de tonge vlot 'zo kwam de tong los' [1624; iWNT], diens vlotte wigge boeght na ... 'zijn snelle boegpunt vaart naar ...' [1634; iWNT wig I], Zoo word mijn vlotte geest gedreven heen en weêr '... mijn wankelende geest ...' [1639; iWNT], Hunne vlotte zielen 'hun in vervoering gebrachte zielen' [1644; iWNT]; nnl. 'snel' in ik ... ging ... zonder verdere Ceremonien te maken ... vlot ten Huizen uit [1731; iWNT], als het zoo vlot mag gaan [1808; iWNT], 'beweeglijk, extrovert e.d.' in Ze was knap, modern, vlot [1931; iWNT].
Het bn. vlot is als predicatief bn. ontstaan door verkorting van de Middelnederlandse uitdrukking int vlot, ant vlot (liggen, sijn enz.) 'drijvende (zijn)', waarin vlot het zn. vlot 1 is, dat buiten deze uitdrukking niet in deze betekenis voorkomt.
In de oorspr. betekenis 'drijvende' komt het woord nog steeds voor in verbindingen als vlot komen, raken, enz. '(weer) voldoende water onder zich krijgen om te kunnen drijven of varen'. De verbinding (iets) vlot trekken heeft bovendien een figuurlijke betekenis '(een gestagneerd proces) weer op gang brengen'. In deze betekenis is het woord door het Duits ontleend als flott (werden) 'vlot raken'. Buiten deze vaste verbindingen kreeg vlot allerlei overdrachtelijke betekenissen die teruggaan op de beweeglijkheid van een niet meer vastliggend schip. Zie ook flut.
Fries: flot


  naar boven