1.   draad zn. 'vezel'
categorie:
geleed woord
Wellicht al onl.: tr(ēth)ilon (datief mv.) 'met franje, met krullen' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. draden (mv.) 'draden' [1236; CG I, 23].
Afleiding uit de wortel van het werkwoord draaien, met een Proto-Germaans achtervoegsel -du-, met grammatische wisseling uit ouder -þu- < pie. *-tu- (gebruikt voor werkwoordafleidingen, bijv. ook vloed uit vloeien).
Os. þrād, ohd. drāt (nhd. Draht 'metaaldraad'), ofri. þrēd (nfri. tried), oe. þrǣd (ne. thread), on. þráðr (nzw. tråd); < pgm. *þrēdu- 'iets dat gedraaid is'.
Literatuur: Grauwe 1979/82, par. 204
Fries: tried


  naar boven