1.   gitaar zn. 'tokkelinstrument'
categorie:
leenwoord
Mnl. ghitarne 'tokkelinstrument' [1340-45; MNW], si hebben ghitteernen, herpen 'zij hebben gitaren, harpen' [1350-1400; MNW-P]; vnnl. ghitterne [1599; Kil.], een Gitarren [1656; WNT snerpen], guitarre [1672; WNT]; nnl. guitar [1784-85; WNT tikken], gitaar [1839; WNT vervulling].
De Vroegnieuwnederlandse vorm guitar(re) is ontleend aan Frans guitare '(Spaans) tokkelinstrument', ouder quitarre [1275-80; Rey], of rechtstreeks aan Spaans guitarra, dat, misschien via Arabisch qītāra, is ontleend aan Grieks kithárā 'snaarinstrument'. Het woord is verder van onbekende oorsprong, maar wrsch. niet ontleend aan een oosterse taal, zoals wel wordt verondersteld. Bij citer (reeds in het Oudnederlands) gaat het om hetzelfde woord. De naam van de Indiase sitar, ontleend aan Perzisch se tār < Proto-Iraans *thraya tanthra 'drie snaren' is wrsch. niet aan het Grieks ontleend maar oorspronkelijk Indo-Europees.
Het woord is twee keer ontleend. In het Middelnederlands komt het voor als g(h)itarne, g(h)ite(e)rne, gisterne, alle op -rne, ontleend aan een Franse variant guiterne, die tot aan de 17e eeuw vaker voorkomt dan guitare. Voor de verandering in het Frans guitare > guiterne (en ook bijv. catarrhe/caterne (FEW)) bestaat geen bevredigende verklaring; er is wel gedacht aan invloed van een groot aantal bijbelse en Sarraceense namen (die laatste in de Chansons de Geste, de Franse berijmde ridderverhalen van de Middeleeuwen) die uitgaan op -erne, bijv. Holoferne, Loquiferne.


  naar boven