1.   segment zn. 'deel'
categorie:
leenwoord
Nnl. "afsnijdtsel" [1669; Meijer], segment 'door lijnen afgesneden deel van een cirkel, bol of andere wiskundige figuur' in hoek tusschen de koorde van een segment en een raaklijn daaraan [1740; WNT Supp. afsnijding], 'elk van de min of meer gelijkvormige delen van een plant, dier of orgaan' in het laatste segment van het achterlijf der insekten [1855; Fock hypopygium], 'elk van de delen die samen een geheel, constructie vormen' in het voor ons staande segment eener matelooze Chesterkaas '... van een enorme Chesterkaas' [1863; WNT mateloos].
Al dan niet via Frans segment 'deel van een cirkel' [1596; Rey] ontleend aan middeleeuws Latijn segmentum 'door lijnen afgesneden deel van een cirkel', bij klassiek Latijn segmentum 'afgesneden deel; zone, laag, plak', afgeleid van secāre (verl.deelw. sectum) 'snijden', zie sectie.
Fries: segmint


  naar boven