1.   beslissen ww. 'besluiten'
categorie:
geleed woord
Vnnl. beslissen 'uitmaken, besluiten' [ca. 1550; WNT].
Afleiding met be- van het Middelnederlandse werkwoord slissen 'blussen; (een geschil) bijleggen' [ca. 1440; MNW], slessen 'id.' [1465; MNW].
Het mnd. kent de vorm slisse 'scheur, spleet' bij het werkwoord slissen, die wijst op een grondvorm pgm. *slissa < pie. *slid-to, *slit-to, een dentaal-afleiding bij slijten 1.
Naast Vroegnieuwnederlands beslissen bestond ook Middelnederlands besliten 'beslissen, uitwijzen' [1383; MNW], afgeleid met be- van het werkwoord sliten '(ver)scheuren, (ver)slijten; (een geschil) bijleggen' [1287; CG II, Nat.Bl.D]. In het Middelnederlands overlapten de betekenissen van de werkwoorden slissen en sliten elkaar gedeeltelijk, bij de be-afleidingen van beide vormen (beslissen en besliten) was de betekenisoverlapping totaal. Een van beide, in dit geval besliten, werd dus overbodig en komt in het Vroegnieuwnederlands niet meer voor.
Fries: beslisse


  naar boven