1.   vagina zn. 'schede'
categorie:
leenwoord
Vnnl. de "Vagina" of scheê [1682; Stalpart van der Wiel].
Ontleend aan Neolatijn vagina 'vagina', een betekenisuitbreiding van Latijn vāgīna 'schede van een zwaard', die men al eerder aantreft in het Frans [1668; Rey]. Van vāgīna bestaat geen zekere etymologie.
Literatuur: C. Stalpart van der Wiel (1682), Hondert seldzame aanmerkingen, Amsterdam, 224
Fries: fagina


  naar boven