1.   box zn. 'afgesloten ruimte; loophek voor kinderen'
categorie:
leenwoord, pseudo-leenwoord
Nnl. boxes (mv.) 'afgeschoten ruimtes in een paardenstal' [1857; WNT Aanv.], 'loophek voor kinderen' [1939; WNT Aanv.].
In de betekenis 'afgesloten ruimte' ontleend aan Engels box 'kastje, afgesloten ruimte' [1846] < Latijn buxis 'doos', zie bus 1.
De overdrachtelijke betekenis 'loophek waarbinnen kleine kinderen kunnen spelen' [1937; Koenen] betreft een uitsluitend Nederlandse ontwikkeling; het Engelse woord is playpen.


  naar boven