1.   boutade zn. 'geestige uitval'
categorie:
leenwoord
Nnl. boutade "snelle, wonderlijke inval, vreemde kuur of gril" [1824; Weiland].
Ontleend aan Frans boutade 'originele, geestige inval' [1580], een afleiding van het werkwoord bouter 'stoten, duwen, slaan' < Frankisch *bōtan 'stoten, slaan', zie beat.
Frans boutade kan in literaire teksten ook betekenen 'plotselinge, scherpe uitval'; in het Nederlands kan het ook sarcastisch getint zijn.


  naar boven