1.   brombeer zn. 'knorrig mens'
categorie:
geleed woord
Nnl. wat een brombeer van een kerel! 'wat een knorrige kerel!' [1787; WNT gegrauw], brombeer "zeker dier; (figuurlijk) knorrig mensch, brommend kind" [1872; Dale].
Gevormd uit het werkwoord brommen 1 en het zn. beer 1. Letterlijk betekent het natuurlijk 'beer die bromt', maar tegenwoordig heeft de overdrachtelijke betekenis de overhand. Net als driftkikker is dit een vorming met een dierennaam die menselijk gedrag aanduidt.
Fri. brombear; Duits Brummbär.
Fries: brombear


  naar boven