1.   schrappen ww. 'wegkrabben; wegstrepen'
categorie:
intensiefvorming of frequentatief
Mnl. sc(h)rappen 'door afkrabben met een scherp voorwerp iets verwijderen of vergaren' in Wie sijn laken bi nachte scrappen dede 'wie zijn laken 's nachts liet schrappen' [1350-97; MNW], dat men die articulen van ongelouen wt sall scrappen 'dat men de ketterse passages zal wegschrappen' [1400-50; MNW-P]; vnnl. schrappen 'wegstrepen, verwijderen uit een lijst e.d.' in schrappen ... met een doorgaende klad 'doorhalen met een doorlopende inktstreep' [1641; iWNT klad I], Schoon ik niet altoos even wel van allen te vrede ben, schrap ik hen daarom niet aanstonds door 'Hoewel ik niet altijd even tevreden ben over iedereen, schrap ik hen daarom niet gelijk door (in mijn testament)' [1734; iWNT doorschrappen].
Afgeleid van ouder schrapen, met verdubbeling van de medeklinker, wat een intensievere betekenis geeft.
Het verwijderen van geschreven tekst gebeurde aanvankelijk door het daadwerkelijk afkrabben van de droge inkt, zoals wellicht nog in de attestatie uit de 15e eeuw. Bij uitbreiding ontstond hieruit de betekenis 'verwijderen van tekst of gegevens, op welke wijze dan ook'.
Fries: skra(a)bje


  naar boven