1.   schram zn. 'kras'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Mnl. sc(h)ramme 'langwerpige verwonding in de huid' in hij ... was ghesteken eene scramme met eenen zwerde 'er was hem een schram toegebracht met een zwaard' [1343; MNW].
Mnd. schramma; mhd. schram(me) (nhd. Schramme). Daarnaast zonder geminatie en met lange klinker; on. skráma 'schram' (nzw. skråma). Een oude Germaanse attestatie is wrsch. te vinden in de Oudfrankische glosse scramasaxos 'grote slachtmessen' [ca. 591] in de Historia Francorum van Gregorius van Tours.
De weinige attestaties van mnl. scrame en de afleiding scramen 'een schram veroorzaken' (MNW) bewijzen niet dat er een mnl. scrame (nnl. *schraam) bestaan heeft, want deze kunnen allemaal zijn beïnvloed door het rijm.
Verdere herkomst onduidelijk. Mogelijk verwant met: Litouws krãmas 'schurft'; Welsh cramen 'schurft', Middeliers screm 'huid, oppervlakte'; < pie. *(s)krem-, dat een afleiding kan zijn van de wortel *(s)ker- '(af)snijden', zie scheren 1.
Fries: skram


  naar boven