1.   nazi zn. 'nationaal-socialist'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. nazi 'nationaalsocialist' in het verkiezingssucces der nazi's ... de Hitlerianen [1930; Groene Amsterdammer], de Nazi's ... de oorlogsindustrie [1931; Groene Amsterdammer].
Ontleend aan Duits Nazi, spottende verkorting van Nationalsozialist 'lid of sympathisant van de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP)', waarvan Adolf Hitler vanaf 1920 de leider was en die van 1933 tot 1945 in Duitsland aan de macht was; national is een afleiding van Nation 'staat, volk', zie natie en Sozialist een afleiding van Sozialismus, zie socialisme.
Nazi was spottend gemodelleerd naar ouder Duits Sozi, verkorting van Sozialist 'socialist'; ook Nazi als verkorting van de naam Ignatius, in Zuid-Duitsland gebruikt voor 'stuntel, sufferd', speelde een rol. De nationaalsocialisten namen de spotnaam enige tijd als geuzennaam over, maar deden hem uiteindelijk in de ban.
Fries: nazi


  naar boven