1.   woud zn. 'uitgestrekt ongeëxploiteerd bos'
Onl. walt 'bos' in in uualdo Bochonia 'in het beukenbos' [776-800; ONW], Also an uualde holto 'zoals (men hakt) in het bos van bomen' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. wout 'bos' in dor dat wout ende ouer dat velt 'door het bos en over het veld' [1260-80; VMNW]; nnl. woud 'uitgestrekt bos' in Woud, dusdaanig word een groot uitgestrekt Bosch, daar de Boomen, Heesters enz. in 't wild groeijen, genoemd [1777; iWNT].
Os. wald 'bos' (mnd. wolt); ohd. wald 'bos' (nhd. Wald 'groot bos'); ofri. wald 'bos' (nfri. wâld); oe. weald, wald 'bos' (ne. wold 'open landschap'); on. völlr 'onontgonnen gebied, grasland' (nzw. vall 'weide'); < pgm. *walþu-. Engels wood < oe. wudu, ouder widu 'bos; hout' < pgm. *widu- is niet verwant.
Mogelijk verwant met Proto-Keltisch *welt- 'gras', waaruit: Welsh gwellt, Cornish gwels, Oudbretons guelt (Middelbretons geot).
De gemeenschappelijke betekenis in de Oudgermaanse taalfasen, en daarom wrsch. de oorspronkelijke, is 'ongecultiveerd gebied, wildernis'. Afhankelijk van de locale bodemgesteldheid en de historische landschapsontwikkeling kon de betekenis per regio en in de loop van de tijd variëren. In het West-Germaans ontstond de betekenis '(ongeëxploiteerd) bos', zoals nog in Duits Wald 'groot bos' (meestal ongeëxploiteerd en daarmee onderscheiden van een Forst), maar Engels wold (vooral een poëtisch woord en in toponiemen) is door de ontbossing vooral 'open landschap' gaan betekenen. Nederlandse toponiemen met -woud(e) (noordoostelijk -wold(e)) zijn grotendeels ontstaan op vochtige en dicht begroeide veen- en kleigebieden toen die in cultuur gebracht werden. In Friesland liggen enkele gebieden die met wâld worden aangeduid, onder meer Sânwâlden 'Zevenwouden' (15e eeuw), de Fryske Wâlden en de Dokkumer Wâlden. Deze liggen grotendeels op zandgronden en op oud hoogveengebied.
Door de verregaande ontbossing raakte het zn. woud in onbruik: in de Nieuwnederlandse periode werd het vooral in dichterlijke taal gebruikt (WNT) en kreeg het woord geleidelijk, en wellicht onder invloed van het Duits, de huidige betekenis 'uitgestrekt, dichtbegroeid, ongeëxploiteerd bos', met een bijdenkbeeld van ondoordringbaarheid, woestheid en onveiligheid (zoals in oerwoud, zie oer-).
Fries: wâld


  naar boven