|
1.  |
tornado zn. 'hevige wervelstorm' Nnl. tornado 'wervelstorm' in niet verre van de stad Nottingham een geweldigen draaiwind of tornado [1773; Leeuwarder Courant], tornado "in de heete aardstreken, een hevige, met storm, donder en bliksem gepaard gaande plasregen" [1832; Weiland]. Ontleend aan Engels tornado 'wervelwind' [1626; BDE], ouder ternado 'krachtig onweer' [1556; BDE], ontleend aan Spaans tronada 'onweer', een afleiding van tronar 'donderen', maar in het Engels aangepast aan Spaans tornar (verl.deelw. tornado) 'draaien' < Latijn tornāre 'draaien'. Het Spaans heeft later het woord tornado weer teruggeleend uit het Engels. Fries: tornado
|
naar boven
|