Favorieten

1 lemma in uw favorieten




Met de knop 'Alles wissen' wist u al uw favorieten.


Met het prullenbakje kunt u één specifiek lemma uit de lijst verwijderen.
akker zn. 'bouwland'
categorie:
erfwoord
Onl. ackar, accar in plaatsnamen: Euinaccar (< evene + akker) 'onbekende lokatie in Oost-Vlaanderen' [821-23; Gysseling 1960, 344], in agro qui uocatur Facheria accrum (datief mv.) 'op de akker die Facheria accrum wordt genoemd' [839; Gysseling/Koch]; mnl. acker 'bouwland'.
Os., ohd. ackar 'akker' (nhd. Acker); ofri. ekker (nfri. eker, ikker); oe. æcer 'akker' (me. acer, aker; ne. acre 'oppervlakte-eenheid'); on. akr; got. akrs; < pgm. *akra-. De West-Germaanse vormen kregen in bepaalde naamvallen verdubbeling van de -k- voor de -r-. De niet verdubbelde vorm verschijnt nog in plaatsnamen als Akersloot (Noord-Holland) en in ne. acre.
Verwant met Latijn ager 'veld, district'; Grieks agrós 'veld, land'; Sanskrit ájraḥ 'vlakte' < pie. *aǵro-s < *h2eǵro-s, wrsch. een afleiding bij de wortel *h2eǵ- 'drijven'. Oorspr. zou het de plek aangeduid hebben waarheen het vee gedreven werd. Zie ook ageren.
Literatuur: Devos 1991, 73-117; M. Gysseling/A. Koch (1950) Diplomata Belgica ante annum millesimum centesimum scripta (= Bouwstoffen en Studiën voor de geschiedenis en de lexicografie van het Nederlands) Brussel, 141
Fries: eker, ikker