1.   kijven ww. 'heftig twisten'
categorie:
etymologie onduidelijk
Mnl. kiven 'vechten' in die twee ne wilden nemmeer kiven 'die twee wilden nooit meer vechten' [1350-1400; MNW-R]; vnnl. kyven 'heftig twisten' in so waer twee vrouwen kyven [1505; MNW]. Eerder al in de afleiding kijf 'twist' [1290; VMNW].
Mnd. kiven 'vechten, kibbelen' (waaruit door ontlening nhd. keifen); mhd. kīben; ofri. zīvia, kīvia 'twisten met woorden'; on. kífa 'kibbelen' (nzw. kiva); < pgm. *kīban-. Meestal verbindt men ook ablautend oe. *cāf 'vlug, flink' < pgm. *kaifo-.
Verdere herkomst onbekend. Er zijn buiten het Germaans geen verwante woorden. Misschien afgeleid van de wortel pie. *gei- 'draaien' (IEW 355, zie keren), maar dat verband is zeer speculatief.
De betekenis van dit woord was in het Middelnederlands 'strijden, vechten' en dus algemener dan nu: kijven impliceert tegenwoordig alleen nog een woordentwist. Het ww. was oorspr. sterk (keef, gekeven), maar wordt tegenwoordig meestal zwak verbogen (kijfde, gekijfd).
Fries: -


  naar boven