1.   kieskeurig bn. 'veeleisend, moeilijk'
categorie:
geleed woord
Vnnl. kieskeurig 'veeleisend, pretentieus' in Der maten kieskeurig datze ... niet dan met mensche stronten vermaakt zijn 'met zoveel pretenties ... dat ze uitsluitend tevreden zijn met mensendrek' (over artsen die geen dieren wensen te behandelen) [1661; WNT]; nnl. kieskeurig 'moeilijk, veeleisend, overdreven verfijnd' in wees toch zo kieskeurig niet [1781; WNT], ook in de verbinding niet kieskeurig zijn 'het niet zo nauw nemen' in was Pompejus niet kieschkeurig in de middelen 'kon het P. niet veel schelen welke middelen hij gebruikte' [1844; WNT].
Gevormd uit kiezen en keurig, dat ook op kiezen teruggaat; letterlijk dus 'nauwlettend in het kiezen'. Een andere mogelijkheid is dat kieskeurig gevormd is uit kies 2 'fijngevoelig' en keurig, dus 'zeer fijngevoelig (in het kiezen)'. Deze vorming is dan vergelijkbaar met kies-(a)etigh 'kieskeurig' in Kiliaan [1599].
Fries: -


  naar boven