1.   endeldarm zn. 'einddeel van de dikke darm'
categorie:
geleed woord
Mnl. eyndeldarme [1434-36; MNHWS]; vnnl. Endel-darm [1694; WNT ulcereus].
Samenstelling van zn. darm en een bn. endel dat wrsch. naar het voorbeeld van middel is afgeleid van mnl. ende (zie einde), dus uit ouder pgm. *andila- 'zich aan het einde bevindend'.
Het eerste lid komt ook voor in ohd. entilmeri 'oceaan', mhd. endelôst (bn.) 'uiterst'; ofri. endelest (bn.) 'uiterst, laatst', maar is nu uitsluitend nog Nederlands.
In het Middelnederlands kwam endel- vooral voor in de overtreffende trap endelste 'uiterste'. Andere samenstellingen met endel-, zoals endeldeur 'deur aan het eind van de kerk', endelvers 'slotvers' [1463; MNW] zijn verouderd. Vormen met eyndel- zijn het gevolg van een Zuid-Nederlandse klankontwikkeling, maar zijn in tegenstelling tot einde niet tot de standaardtaal doorgedrongen.


  naar boven