1.   instrueren ww. 'aanwijzingen geven, onderrichten'
categorie:
leenwoord
Mnl. instrueren 'onderrichten' in die wise man die iacobijn [quam] instrueren die nonnen metten godes warde 'de wijze jacobijn kwam de nonnen onderwijzen met het woord van God' [1265-70; CG II, Lut.K].
Ontleend aan Latijn īnstruere 'onderrichten, van informatie voorzien', eerder al 'opstellen, aanleggen, regelen' en gevormd uit in- 3 en struere 'opstapelen, bouwen, oprichten', zie structuur.
instructie zn. 'aanwijzing, onderricht'. Mnl. instructie 'id.' [1460-80; MNW-R]. Al dan niet via Frans instruction 'id.' [1320; Rey] ontleend aan Latijn īnstrūctiō 'id.', afleiding van īnstruere.


  naar boven