1.   peinzen ww. 'denken, nadenken'
categorie:
leenwoord
Mnl. peinsen, pensen, pynsen, pinsen 'denken, menen, overdenken, uitdenken' in pensen 'overdenken, bepeinzen' [1240; Bern.], peinst om mj 'denk aan mij' [1290; VMNW], peisen in soe ic meere in die peyse 'hoe meer ik aan je denk' [1376-1425; VMNW], vnnl. peyzen, peynzen oft dincken 'denken, nadenken, menen' [1562; Naembouck], peynsen, peysen '(na)denken' [1599; Kil.].
Ontleend aan Latijn pēnsāre 'wegen, overwegen, overdenken, beoordelen', zie compensatie. De verschuiving -e- > -ei- voor gedekte nasaal komt ook voor in einde en ook in de gewone Middelnederlandse vorm veinster voor venster. De in de Zuid-Nederlandse spreektaal nog gebruikelijke vorm peizen is ontstaan door assimilatie -ns- > -s-; hetzelfde heeft zich voorgedaan in het Zuid-Nederlands bij venster > veinster > veister.
Fries: -


  naar boven