1.   race zn. 'snelheidswedstrijd'
categorie:
leenwoord
Nnl. race 'wedstrijd' [1827-30; Van der Sijs 2001], 'harddraverij' [1873; Tilburgse Courant], 'wedren' [1879; Kramers II], in de samenstelling autoraces 'snelheidswedstrijden met auto's' [1910; NRC], race 'rivaliteit tussen partijen om een bepaald doel het snelst te bereiken' [1989; Koenen/Smits].
Ontleend aan Engels race 'wedren, wedloop' [1513; OED], eerder al 'ren' [ca. 1325; OED]. Dit is ontleend aan Oudnoords rás 'het rennen', verwant met razen.
Fries: race


  naar boven