1.   escargot zn. 'eetbare wijngaardslak'
categorie:
leenwoord
Nnl. escargot 'id.' [1952; Sijs 2001].
Ontleend aan Frans escargot 'id.' [1549; Rey] < Middelfrans escargol [ca. 1393; Rey] < Provençaals escaragol 'id.', waarvan de herkomst onduidelijk is. Vanwege het bestaan van nog diverse andere Provençaalse vormen wordt wel verband gesuggereerd met Latijn conchylium 'schaaldier' of Latijn calix 'kelk' (waaruit kelk). Dat laatste zou dan via een verkleinwoord calicula tot calacula, caracula hebben geleid, in welke vorm het terugkomt in Belgisch-Frans caracole en Vlaams karakol, karkol [16e eeuw; Schuermans], wrsch. door de Spanjaarden ingevoerd. Het voorvoegsel es- 'weg van' zou volksetymologisch kunnen zijn toegevoegd omdat het slakje wanneer het opgegeten wordt uit zijn huisje gehaald wordt.
Door de populariteit van het toerisme in Frankrijk en de Franse keuken raakte in de tweede helft van de 20e eeuw ook de escargot in Nederland bekend. In België was ze dat al langer. Zowel in Nederland als in België is de soort thans zeldzaam en beschermd; voor consumptie worden wijngaardslakken betrokken uit kwekerijen.
Literatuur: Guiraud 1994


  naar boven