1.   gesprek zn. 'mondeling onderhoud'
categorie:
geleed woord
Vnnl. gespreck 'het spreken, conversatie' in mijn geest met u gespreck te voeden 'mijn geest te verrijken door het spreken met u' [1600; WNT wel V], ghespreck 'mondeling onderhoud, conversatie' [1607; Kil.], na onderlingh gespreck 'na onderling overleg' [1609; WNT vrede].
Veel eerder al in dezelfde betekenis mnl. gesprake, gespreke [1315; MNW gesprake], en nog vnnl. ghespraeck 'samenspraak, onderhoud' [1599; Kil.]; deze vormen verouderden in de 19e eeuw.
Afleiding met het voorvoegsel ge- (sub b) van een wortel die met ablaut hoort bij de wortel van het werkwoord spreken.
Mnl. gespreck met geminatief en umlaut < *pgm. *gi-sprakja. Naast mnl. gesprake, gespreke staan: mnd. gesprake, gespreke; ohd. gisprāchi 'welsprekendheid, rede, gesprek', mhd. gespraeche 'spraakvermogen, het spreken, bespreking' (nhd. Gespräch 'onderhoud, bespreking'); < pgm. *gi-sprāki-.
Fries: -


  naar boven