1.   sanctie zn. 'goedkeuring; dwangmaatregel'
categorie:
leenwoord, betekenisverschil België/Nederland
Nnl. sanctie eerst 'bevel, verordening' in de vaste combinatie pragmatieke sanctie 'van staatswege uitgevaardigd decreet' in eene Pragmatique Sanctie ende eeuwige ende onwederroepelijcke Weth [1724; WNT pragmatiek], dan 'goedkeuring' in de sanctie des Konings en der StatenGeneraal verworven [1818; WNT], dan ook 'dwangmiddel, straf' in sancties tegen den arbeider [1901; Leeuwarder Courant].
Ontleend via Frans sanction 'voorschrift, verordening' [14e eeuw; TLF], later ook 'verleende goedkeuring' [1762; TLF] en 'dwangmaatregel' [1765; TLF], of rechtstreeks aan Latijn sānctiō (genitief -iōnis) 'verordonnering, besluit', afleiding van sancīre 'verordonneren, plechtig vastleggen', een afleiding van sacer 'plechtig, heilig', zie sacraal.
sanctioneren 'bekrachtigen, goedkeuren', BN ook 'bestraffen'. Nnl. sanctioneeren 'bekrachtigen' [1805; Meijer], in: wettige vormen die deze afscheiding zullen sanctionneeren '... zullen bekrachtigen' [1830; WNT wettig I], door wettelijke bepalingen ... sanctionneeren 'bekrachtigen, goedkeuren' [1888; Groene Amsterdammer], 'bestraffen' in snelheidsovertredingen ... meteen gesanctioneerd [2002; Bakema]. Ontleend aan Frans sanctionner '(een besluit) goedkeuren, ratificeren' [1777; TLF], later ook 'een dwangmaatregel opleggen aan, bestraffen' [1930; TLF], afleiding van sanction.
Fries: sanksje


  naar boven