1.   minder bw. 'in kleinere mate'; telw. 'een kleinere hoeveelheid'
categorie:
erfwoord
Onl. Minnere ande merre. also an themo himile that gestirne 'kleinere en grotere, zoals aan de hemel het gesternte' [1151-1200; Reimbibel]; mnl. minre, mindre (bn.) 'kleiner' in si namen mindren borghe 'zij namen een kleinere borgtocht' [1237; VMNW], (bw.) 'in kleinere mate' in meerre ende minder 'geheel en al' [1265-70; VMNW], (onbepaald telw.) 'een kleinere hoeveelheid' in mynder pine 'minder straf' [1276-1300; VMNW].
Ontstaan met d-epenthese (zoals in donder) uit mnl. minre.
Os. minniro; ohd. minniro; on. minni; got. minniza 'minder, kleiner'; < pgm. *minniza- < *minw-izōn 'kleiner', de bijvoeglijke comparatief van pgm. *minw- 'gering'. Daarnaast staat de bijwoordelijke comparatief pgm. *minniz 'minder', waaruit: mnl. min (zie min 3), mnd., ohd., oe. en ofri. min, on. minnr en got. mins. Zie ook eer 2.
Pgm. *minw- is verwant met: Latijn minus, minor 'minder, kleiner', minuere 'minderen'; Grieks minúthein 'verminderen', ameínōn 'niet minder = beter', minuōrós 'van korte duur'; Sanskrit mināti 'verminderen'; Oudkerkslavisch mĭnje 'minder'; bij de wortel pie. *minw- 'minder', die met ablaut en n-infix, net als pie. *meiw- in Grieks meiōn (Mykeens me-u-jo, me-wi-jo) 'kleiner, geringer' behoort bij pie. *mei-/*moi- 'klein' (IEW 711).
Als zelfstandig gebruikt bn. betekende minderen 'militairen zonder rang'. Dit gebruik is opgekomen nadat in 1801 de term gemeen in gemeen soldaat 'soldaat zonder rang' werd verboden. Tegenwoordig betekent het 'ondergeschikten'.
Literatuur: Heidermanns 1993, 412
Fries: minder ◆ min


  naar boven