1.   sculptuur zn. 'beeldhouwwerk'
categorie:
leenwoord
Nnl. sculptuur 'beeldhouwkunde; snijkunst, beeldgieterij' [1824; Weiland], 'beeldhouwwerk' in hierin vinden we ... schilderstukken, sculpturen zoo niet alle beschreven dan toch vermeld [1882; Groene Amsterdammer].
Ontleend aan Frans sculpture 'beeldhouwwerk' [1529; Rey], eerder al 'vaardigheid van het kerven, met name van figuren in reliëf' [1380; Rey], zelf ontleend aan Latijn sculptūra 'het snijden (in hout, steen, metaal), beeldhouwwerk', afgeleid van sculpere '(in hout, steen, metaal, ivoor) snijden, beitelen, beeldhouwen', jongere variant van scalpere 'kerven, snijden', waarvan de verdere herkomst onduidelijk is; misschien hoort het bij de wortel van schil.
Fries: skulptuer


  naar boven