1.   uitspanning zn. 'pleisterplaats' (NN)
categorie:
geleed woord, alleen in België of Nederland
Vnnl. alle herbergen daermen vuijtspanninghe hiel 'alle herbergen waar men kon uitspannen' [1553; iWNT], Een wtspanninge 'herberg, logement' [1573; Thes.].
Afleiding met -ing van het werkwoord uitspannen, dat in het Vroegnieuwnederlands zowel 'losmaken van de voor een wagen ingespannen paarden' als '(zich) ontspannen, tot rust komen' betekende, en is gevormd uit uit en spannen.
Oorspr. was een uitspanning dus een plaats waar het paard uitgespannen werd. Voor de BN-variant, zie afspanning.
Fries: útspanning


  naar boven