Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "vormverschil België/Nederland"

41 tot 46 van 46

1 | 11 | 21 | 31 | 41

Vorige 10 lemmata

Index:



rafel
raffia
rag
rage
ragebol
ragout
rail
rakelings
raken
raket 1

raket 2

raki
rakker
ram 1
ram 2
ramadan
rammelaar 1
rammelaar 2
rammelen
rammen
ramp


41.   raket 2
categorie:
leenwoord, vormverschil België/Nederland
Zie: racket
42.   recital zn. 'muzikaal optreden door een solist'
categorie:
leenwoord, vormverschil België/Nederland
Nnl. recital 'uitvoering op piano, alleen of ondersteund met zang' in de ... duitsche pianist [geeft] eene serie van zoogenaamde recitals [1867; Caecilia], 'muzikaal optreden door een solist' [1885; WNT].
Ontleend aan Engels recital 'solo-optreden (door Franz Liszt)' [1840; OED], eerder al 'optreden door solozanger' [1811; OED] en 'opsomming van feiten in juridisch document' [1512; OED], afgeleid van recite 'herhalen, hardop zeggen' [1481; OED], dat via Oudfrans reciter 'id.' [ca. 1150; TLF] is afgeleid van Latijn recitÄre 'hardop lezen'. Het Latijnse woord is gevormd met het versterkende voorvoegsel re- bij citÄre 'roepen', zie citeren.
In het BN is recital ontleend via Frans récital 'id.' [1872; TLF]. De klemtoon ligt in het BN dan ook net als in het Frans op de laatste lettergreep.
Literatuur: Caecilia; Algemeen Muzikaal Tijdschrift van Nederland 24 (1867), nummer 10
Fries: resital
43.   rijm 2
categorie:
waarschijnlijk erfwoord, vormverschil België/Nederland
Zie: rijp 2
44.   rijp 2 zn. 'bevroren dauw of mist'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord, vormverschil België/Nederland
Mnl. ripe, rijm 'rijp' [1240; Bern.], Soo wie vreest den ripe, op hem sal vallen die snee 'wie de rijp vreest, op hem zal de sneeuw vallen' [1400-50; MNW]; vnnl. rijpe (met de aantekening ''Saksisch, Rijnlands, Fries, Hollands''), rijm [1599; Kil.].
NN rijp staat naast BN rijm. Dit geografisch onderscheid werd al door Kiliaan gesignaleerd.
Os. hrÄ«po; ohd. hrÄ«ffo (nhd. Reif); < pgm. *hrÄ«pan- (< ouder *hreipan-) 'rijp'. Daarnaast met dezelfde betekenis de nevenvorm pgm. *hreima-, waaruit: mhd. rÄ«m; oe. hrÄ«m (ne. rime); on. hrím 'rijp' (nzw. rim). Deze voor het Germaans ongebruikelijke wortelvariatie is te verklaren uit generalisatie van verschillende naamvallen uit het oorspr. paradigma in combinatie met de wet van Kluge. Bij de wortel pie. *kreip- hoorde een nominatief *kreip-mÅn, waaruit door assimilatie pgm. *hreima-; en een genitief pie. *kreip-mnós, waaruit door assimilatie *kreipnós en door de wet van Kluge en verkorting van het geminaat na lange klinker pgm. *hreippaz > *hreipaz, welke vorm werd gegeneraliseerd tot het hele paradigma > *hreipa-.
Buiten het Germaans zijn er geen zeker verwante woorden met vergelijkbare betekenis en de verdere etymologie is dus onduidelijk. Men vermoedt wel verband met pgm. *hreinan- 'beroeren' (os. hrīnan; ohd. rīnan; oe. hrīnan; on. hrína), maar het betekenisverband is vergezocht: 'beroeren' zou uit 'strijken' voortkomen (IEW 618) en rijp zou eigenlijk 'dat wat afgestreken kan worden' zijn. Daar komt bij dat het genoemde sterke werkwoord evenmin Indo-Europese verwanten heeft. Veelal wordt Lets krìet 'afromen' als verwant beschouwd, maar zie daarvoor rein.
Literatuur: G. Kroonen (2006), 'Gemination and allomorphy in the Proto-Germanic mn-stems: bottom and rime', in: ABäG 61, 17-25
Fries: ryp, rym
45.   ruien ww. 'periodiek de haren of veren verliezen'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord, vormverschil België/Nederland
Mnl. al in de samenstelling rudevoghel 'ruiende vogel' [1350-97; MNW]; vnnl. (als afleiding) in Mijn vlercken verruyden 'mijn vleugels ruien' [ca. 1550; iWNT], ruiden in als het Ghevogelt ruydende is 'als de vogels aan het ruien zijn' [1567; iWNT], Zy heeft geruit [1642; iWNT], dan zonder -d- in veel Vogels teelen, broeyen en ruyen des Zomers op de Eilanden [1692; iWNT].
Ontstaan door wegval van de intervocalische -d- uit ouder ruyden < mnl. *ruden. Hierbij hoort met andere overgangsklank ook de in BN voorkomende variant ruiven 'ruien': vnnl. De vogelen ruyven [1573; Thes.].
Mnl. *ruden < pgm. *reudjan- is wrsch. een dentale afleiding bij de wortel pie. *reuH- 'afscheuren, afrukken' (LIV 510), waarbij ook de afleidingen ruig en ruw horen. Hiermee vergelijkbaar is Zweeds rugga 'ruien', dat eveneens teruggaat op een woord dat 'ruwheid, ruigte' betekent.
â—† rui zn. 'het ruien'. Nnl. rui [1805; WL], De natuurlijke rui, die de Koeijen jaarlijks hebben [1810; iWNT], De kippen zijn in den rui [1898; Van Dale], De kanarie is aan den rui [1922; iWNT]. Afleiding van ruien.
Fries: rúdzje ◆ yn 'e rude
46.   verdieping zn. 'ruimte tussen twee vloeren; het dieper maken'
categorie:
geleed woord, vormverschil België/Nederland
Mnl. verdiepinghe 'vloer, ruimte tussen twee vloeren' in wat filiersolre gheen verdiepinghe en hevet 'welke vliering geen verdiepingsvloer heeft' [1404-48; MNW]; vnnl. verdiepinge 'het zich geestelijk verdiepen' [ca. 1550; MNW], nederste verdieping 'eerste etage of begane grond' [1553; iWNT], verdiepinge 'het dieper maken (van water)' [1573; iWNT]; nnl. verdiep 'vloer(niveau)' in 't verdiep van de cappe 'de vloer onder de kap' [1705; iWNT wolf II], op het eerste verdiep 'op de eerste etage (boven de begane grond)' [1847; iWNT verdiep].
Afgeleid van het werkwoord verdiepen, dat zelf een regelmatige afleiding met het voorvoegsel ver- (sub e) van diep is.
De oorsprong van de vreemde benaming voor een juist hoger gelegen vloer moet gezocht worden in de houten constructie van de zolder. Om deze lage ruimte direct onder de kap bruikbaarder te maken werd de houten vloer vanaf de late middeleeuwen lager aangebracht, oftewel 'verdiept', zodat men er kon staan: dit werd een zolder met verdiep genoemd. Door nogmaals een verdiepte vloer aan te leggen ontstond een zelfstandige etage (Hoekstra 2009). In het BN wordt deze nog vaak verdiep genoemd (zoals in het Schoon Verdiep 'de fraaie verdieping waarop het Antwerps stadsbestuur zetelt', en vandaar 'het Antwerps stadsbestuur'), in het NN verdieping, mogelijk naar analogie met vliering (zie ook de eerste attestatie).
In de 16e eeuw kon de combinatie eerste verdieping nog zowel de 'begane grond' als de 'eerste etage' aanduiden. In het huidige Nederlands wordt vooral het laatste bedoeld. De begane grond telt echter wel mee als verdieping bij het tellen van alle lagen van een huis. Vergelijk Brits-Engels first floor 'eerste etage' en Amerikaans-Engels first floor 'begane grond'.
Literatuur: Hoekstra 2009, 71-72
Fries: ferdjipping

Vorige 10 lemmata
  naar boven