1.   bekentenis zn. 'het bekennen; het opbiechten'
categorie:
geleed woord
Vnnl. bekentenisse 'verklaring, erkenning' [1548; Stall. I, 156].
Gevormd uit het bn. bekend en het achtervoegsel -nis, met verscherping van de dentaal, zoals ook gebeurde in gebeurtenis.
Mnd. bekent(e)nisse 'bekentenis'; nhd. Bekenntnis 'belijdenis'; nfri. bekentenis.
In het Middelnederlands komt alleen de vorm bekennisse 'kennis' [1292; CG I, 1837] voor. Het is mogelijk dat de -t-epenthese stamt uit de tijd dat de uitspraak van gegemineerde medeklinkers (-nn-) nog lang was: aangezien tussen de twee -n-en van beken-nisse een morfeemgrens lag, werd de tweede -n- aangezet.
Fries: bekentenis


  naar boven