1.   laboratorium zn. 'werkplaats voor natuurwetenschappelijk werk'
categorie:
leenwoord
Vnnl. in de titel van een medicijnenencyclopedie: Het philosoophische laboratorium, of der chymisten stook-huis ... 'het natuurwetenschappelijke laboratorium, ...' (vertaling uit het Frans door S. Blankaart) [1683; Picarta]; nnl. laboratorium der vuurwerkers 'werkplaats van de munitiemakers' [1711; WNT vuurwerker]; in het NN verkort tot lab [1914; Van Dale], in het BN onder Franse invloed tot labo [1970; De Clerck 1981].
Ontleend aan Duits Laboratorium 'id.' [1537-38; Weimann 1963, 396], een door de Zwitserse arts en alchemist Paracelsus in deze betekenis geïntroduceerde ontlening aan middeleeuws Latijn laboratorium 'werkplaats', afleiding van klassiek Latijn labōrāre 'werken', afleiding van labor 'moeite, inspanning; arbeid', zie labeur.
Fries: laboratoarium


  naar boven