1.   telkens bw. 'iedere keer'
categorie:
geleed woord, verkorting
Mnl. telken 'iedere keer, bij iedere gelegenheid' in Ende telken als dat vorseide lant versteruet 'en iedere keer als dat genoemde land wordt overgeërfd' [1267; VMNW]; vnnl. telckens 'id.' in op peyne van 't zelve byer telckens te verbeuren 'met als straf dat bier elke keer te verbeuren' [1573; iWNT verbeuren]; nnl. telkens 'herhaaldelijk, steeds' in Die telkens in den spiegel ziet [1778; iWNT].
Afleiding met bijwoordelijke -s (zie -s 2) van het oudere synoniem telken, gevormd uit te 1 en de datief van elk en wrsch. ontstaan door verkorting van uitdrukkingen als telken tide(n) 'iedere keer' [1236; VMNW elc], telken male(n) 'id.' [1292; VMNW mael I].
De oorspr. betekenis is 'iedere keer, bij iedere gelegenheid', altijd met betrekking tot een herhaaldelijk terugkerende gebeurtenis, die uit de context kan worden opgemaakt. Bij uitbreiding, door de bijgedachte aan veelvuldigheid, is telkens in het Nieuwnederlands ook algemener 'veelvuldig, vaak' gaan betekenen.
Fries: -


  naar boven