1.   lont zn. 'koord voor ontsteking'
categorie:
geleed woord, waarschijnlijk erfwoord
Vnnl. lontte 'koord voor ontsteking' [1520; MNHWS], lonte, lompe 'lap, vod; koord voor ontsteking' [1599; Kil.].
Bij Hoogduits Lunte 'lont' bestond een Middelhoogduitse variant lombte (Kluge). Als een dergelijke vorm ook in het Nederlands heeft bestaan, is lont wrsch. een afleiding van lomp 1, waarbij de vormvernadering *lomp-te > *lomte > *lonte plaatsgevonden heeft. Daarbij past ook de betekenis 'lap, vod' die bij Kiliaan is geattesteerd.
Nhd. Lunte 'pit van kaars, lont, lomp'; Schots lunt 'lont' is wrsch. ontleend aan Nederlands lont.
Fries: lont, lonte


  naar boven