1.   lomp 3 zn. 'naam voor verschillende vissoorten'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. lompe 'puitaal, kwabaal' [1287; CG II]; vnnl. lompe .j. aelquabbe 'lomp, zie kwabaal' [1599; Kil.].
Martinus Houttuyn geeft in zijn Natuurlijke Historie of uitvoerige beschrijving der dieren de volgende definitie: Lump. Deeze Visch, die in de Oost- en Noordzee gemeen is, wordt aldaar van de Duitschers Zee-Haas ..., van onze Visschers Snotcolf, van den Engelschen Lumpfish en Sea-Owl ..., van den Zeeuwen Klieft geheten. Die naamen drukken min of meer de gedaante uit, welke zeer lomp en wanstaltig is [1761-85; WNT]. De naam zou, als deze interpretatie klopt, afgeleid zijn van lomp 1 in een oude betekenis 'brok, klomp'.
Nnd. lump(en); ne. lump; nzw. lump (ontleend aan het nnd. of nnl.).
Fries: -


  naar boven