1.   lolly zn. 'lekkernij op een stokje'
categorie:
leenwoord
Nnl. lollipop en de verkorte vorm lolly in suikerwerk op stokjes ... lollys en lollipops ... [1923; Centrum], de Lolly is eene eerst kort geleden in zwang gekomen lekkernij voor de Nederlandsche jeugd [1923; Groene Amsterdammer].
Verkorting van lollipop, ontleend aan Engels lollipop, lollypop 'hard snoepje op een stokje' [ca. 1920; BDE] (informeel ook lolly), eerder al algemener 'snoepje' [1784; OED], van onduidelijke verdere herkomst: misschien gevormd uit loll 'de tong uit de mond laten hangen' [1611; OED], een klanknabootsend woord met onder meer de betekenis 'los hangen' [14e eeuw; OED] (zie ook lullen) en pop 'ploffen', later ook 'plotseling tevoorschijn schieten' [voor 1529; BDE], een klanknabootsend woord.
De niet-verkorte vorm lollipop, door suikerwerkfabrikanten korte tijd naast lolly als soortnaam gebruikt, is in het Nederlands nooit ingeburgerd.
Fries: lolly


  naar boven