1.   loket zn. 'raamvormige opening; baliegedeelte waar het publiek geholpen wordt'
categorie:
geleed woord
Mnl. loket 'vak, afgedeelde ruimte; verborgen hoekje' in XII loketten '12 loketten' (precieze betekenis volgt niet uit de context) [1380; MNW], in een secreet loketgien ... ghevanghen wiert 'in een geheime kleine ruimte gevangen werd gezet' [15e eeuw; MNW]; vnnl. loquet, loket 'vakje, afsluitbare ruimte' in twee ledige loquette [1649; WNT]; nnl. loket 'raamvormige opening of baliegedeelte waar publiek geholpen wordt' in een kaartje aan het loket halen [1898; Van Dale].
Afgeleid met de uit het Frans ontleende verkleiningsuitgang -et(te) (zie bijv. ook diskette) van mnl. loke 'afsluiting; afgesloten ruimte; vak, loket; paneel, plank', zoals in loeke ende tuun breken 'hekken en omheiningen vernielen' [1276; CG I], dat is afgeleid van het verouderde werkwoord luiken 'sluiten'.
Tot in het Nieuwnederlands had loket alleen de oorspr. betekenis 'kleine afgesloten ruimte'. Pas in de 19e eeuw ontstond de betekenis 'raamvormige opening', allereerst m.b.t. de loketten in treinstations.
Fries: loket


  naar boven