1.   lokaal 2 zn. 'ruim vertrek voor een bepaald doel'
categorie:
leenwoord
Nnl. locaal 'plaats, gebouw' [1805; Meijer], 'gebouw met een bepaalde functie' in Localen der Ministerien [1806-07; WNT], 'ziekenhuisgebouwtje' in op zoodanigen afstand van het locaal, dat de zieken daartusschen kunnen wandelen [1808; WNT water], lokaal 'ruim vertrek voor een bepaald doel', i.h.b. in een school [1840; WNT].
Ontleend aan Frans local 'gebouw met een bepaalde functie' [1789; Rey], eerder al 'plaats met bepaalde kenmerkende eigenschappen' [1731; Rey], afleiding van het bn. local 'plaatselijk, met betrekking tot een bepaalde plaats', zie lokaal 1.
Fries: lokaal


  naar boven