1.   lengen ww. 'langer worden'
categorie:
geleed woord
Mnl. lenghen, linghen 'langer maken, verlengen' in dat ... har leuen moste sijn gelinget 'dat haar leven mocht worden verlengd' [1265-70; CG II], die mouwen te lenghen 'de mouwen te verlengen' [1343-44; MNW], ook onovergankelijk 'langer worden' in die daghe gaen lingen 'de dagen worden langer' [1351; MNW].
Afleiding van lang met umlaut.
Mnd. lengen 'verlengen'; ohd. lengen 'id.' (nhd. längen); oe. lengan 'verlengen, lang worden'; on. lengja 'verlengen' (nzw. länga); < pgm. *lang-jan-.
Fries: linge, lingje


  naar boven