1.   celluloid zn. 'kunststof', bn. 'uit celluloid'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. vignetten uit zink, celluloïde, gummi [1899; WNT vignet], celluloid (zn.) [1906; Gelderen], celluloïd (zn.) [1912; Koenen], (vogels) merken door middel van celluloid, porceleinen of guttapercha ringen [1912; WNT ring I].
Ontleend aan Engels celluloid [1871; OED], gevormd uit het eerste deel van cellulose met de uitgang -oid, die stamt uit Frans -oïde < Latijn -oīdēs < Grieks -o + eidḗs 'gelijk aan, gevormd uit', een afleiding van het zn. eĩdos 'vorm', zie idee.
Deze kunststof, in 1869 ontwikkeld door de Amerikaanse gebroeders Hyatt, werd in 1871 in Groot-Brittannië gepatenteerd. De vorm celluloid verscheen voor het eerst in een Engels tandheelkundig tijdschrift uit 1871.
De Nederlandse spelling met trema kan duiden op ontlening via Frans celluloïd [1877; Rey] of via de wetenschappelijke benaming celluloïde, die in het Nederlands nog steeds gebruikelijk is. De attestatie uit 1906, celluloid, komt uit een Duits-Nederlands woordenboek en is in spelling wellicht mede beïnvloed door Duits Zelluloid (aanvankelijk Celluloid).
Fries: selluloid


  naar boven