1.   enkelvoud zn. 'singularis'
categorie:
leenvertaling
Vnnl. Daer zijn twee namen des Getals, te weeten, het Enkel ende het Veelvoudig [1625; Heule].
Evenals meervoud als grammaticale term een leenvertaling van Latijn simplex 'eenvoudig' (bij *sem 'één' en de stam van het werkwoord plicāre 'vouwen' (verwant met vlechten), zie ook simpel, door het bn. enkel 2 te verbinden met -voud.
Andere in het verleden gebruikte termen zijn o.a. enkel getal [1584; WNT meervoud] en eenvoud [1723; WNT meervoud].
enkelvoudig bn. 'niet samengesteld'. Nnl. enkelvoudig voor Latijn singularis [1746; WNT dubbel I], enkelvouwdig Wezen voor Latijn Ens simplex [1774; WNT wezen II], enkelvoudig 'ondeelbaar' [1793; WNT]. Alleen in de eerste attestatie gevonden als afleiding van de grammaticale term, maar verder als onafhankelijke afleiding van enkel met -voud en -ig.


  naar boven