|
1. |
gruwelijk bn. 'afschuwelijk' categorie: geleed woord Mnl. dat marie van andene genas van enen griweliken houetswere 'dat Maria van Andenne van een afschuwelijke hoofdzweer genas' [1265-70; CG II, Lut.K], die tormente ... waren so gruwelec vreselec swaer 'de beproevingen waren zo afschuwelijk en vreselijk zwaar' [1276-1300; CG II, Lut.A]. Afleiding van gruwen met het achtervoegsel -lijk, of van het zn. gruwel. Os. griolīko (mnd. grūwelīk; nzw. gruvlig); ohd. grūlīh (mhd. griuwelich, griulich, nhd. greulich); nfri. groulik, grouwelik; < pgm. *grūwalīk-. Daarnaast vne. gruesome.
|
naar boven
|