equipe zn. (NL) 'ploeg' categorie: leenwoord, alleen in België of Nederland Nnl. équipe 'ploeg' [1919; Kramers II]. Ontleend aan Frans équipe 'sportploeg' [1469; Rey], eerder al een enkele maal equippe 'bemanning van een schip' [1456; Rey], gevormd bij het werkwoord équiper, zie equipage. Het woord is in Nederland vooral via de paarden- en wielersport bekend geworden. In België wordt dit woord niet gebruikt.