1.   -fiel achterv. 'liefhebber, liefhebbend'
categorie:

Oorspr. is dit het Griekse achtervoegsel -philos 'liefhebbend, liefhebber; geliefd', dat al in het klassieke Grieks in vele woorden voorkwam en als simplex phílos 'liefhebbend; geliefd' betekent. Het is afgeleid van het werkwoord phileĩn 'liefhebben'. Deze Griekse samenstellingen zijn in de eerste plaats bn.; waar deze meestal betrekking hebben op personen, werden zij gesubstantiveerd.
Verreweg de meeste woorden met dit achtervoegsel zijn internationale wetenschappelijke neologismen met een eerste lid dat eveneens op een klassieke (Griekse, soms Latijnse) stam teruggaat. Enkele algemeen bekende voorbeelden zijn: bibliofiel 'boekenliefhebber', anglofiel 'liefhebber van het Engels', en in het bijzonder in de seksuele sfeer homofiel 'liefhebber van (personen van) hetzelfde geslacht', necrofiel 'liefhebber van seksueel contact met lijken' (Grieks nekrós 'lijk'), pedofiel 'id. met kinderen' (Grieks paĩs, paido- 'kind'). Ook in het Nederlands zijn deze woorden zowel bn. als zn.


  naar boven