1.   drevel zn. 'puntige ijzeren bout, pons'
categorie:
geleed woord
Mnl. drevel, 'laadstok voor vuurwapen' [1384-1407; MNW], 'metalen pen' [15e eeuw; MNW], 'drijfhamer' (MNW, geen attestatie); vnnl. dreveltje 'stuk gereedschap' [1694; WNT zetijzer]; nnl. drevel 'doorslag, drijfijzer' [1847; Kramers], 'drijfhamer' [1860-61; WNT].
Gevormd bij het sterke werkwoord drijven met behulp van het Proto-Germaanse achtervoegsel *-ila, dat o.a. werd gebruikt om bij stammen van sterke werkwoorden aanduidingen van werktuigen te maken, zie beitel.
Mnd. drevel 'instrument om iets aan te drijven'; mhd. tribel 'drevel'; < pgm. *dribila- 'wat gebruikt wordt om (aan) te drijven'.
drevelen ww. 'de drevel gebruiken, drijven'. Mnl. drevelen 'id.' [1445-55; MNW]. Afleiding bij drevel.


  naar boven